Het is al lang geleden dat ik harten brak
Omdat ik breedgeschouderd was en mooi
Mijn huid hangt om mijn botten als een oude zak
En mijn gezicht, dat raakt steeds trager uit de plooi
Al draag ik nog zo'n wervend vest en nog zo'n pakkend pak
Ik weet dat ik als lustobject geen hoge ogen gooi
Ooit was mijn houding fier, mijn huid zat strak
Maar mijn gezicht, dat raakt steeds trager uit de plooi
Sta ik na een korte nachtrust 's morgens op
Omdat de zon te fel op mijn gesloten ogen schijnt
Zitten er grote, centimeters diepe, vouwen in mijn kop
Het duurt een halve dag voordat het weer verdwijnt
Mijn lichaam is een doorgeroest en langzaam zinkend wrak
Mijn wenkbrauwen zijn aan verval ten prooi
Mijn haar is dun, mijn gang is traag, mijn schaamhaar kruimtabak
En mijn gezicht, dat raakt steeds trager uit de plooi
Maar mijn vrouw is gelukkig
Mijn vrouw is gelukkig
Mijn vrouw is gelukkig
Nog heel mooi