Op het perron van een heel klein station met in de verte de trein
Op dat station stond een jochie alleen, het huilen leek hem nabij
Hij staarde maar wat, een brief in zijn hand met daarin een ernstig
bericht
Zou hij toch proberen de trein in te gaan en net doen alsof hij niets wist
Hij deed onopvallend en liep naar de trein
Klom naar binnen en zocht naar een plaats
De conducteur kwam langs met een nors gezicht
En vroeg hem naar zijn plaatsbewijs
Ik heb geen kaartje, zei dat kleine joch, maar betaal zo gauw als ik kan
Dan ga je er uit bij de volgende stop, maar zwichtte toen het jochie hem
zei
refr.:
Toe, conducteur, laat me, zet mij niet uit deze trein
De liefste van heel deze wereld heeft zorgen, veel leed en pijn
Ik wou nog zo graag even naar haar toe, daarom vraag ik: laat me vrij
Ik wil haar helpen, haar enige zoon, voordat ze voor altijd verdwijnt
Een oude mevrouw, door het voorval geschokt
Stond toen op en liep door het pad
Ze hield haar hand op, verzamelde geld voor de jongen die het geld nodig
had
Hij bedankte haar blij voor haar hulpvaardigheid
Ach laat maar, zei zij toen tot hem
En nu, als de conducteur hem ooit weer ziet dan hoort hij nog vaak deze
stem
refr.