Ze dacht
Als ik in de spiegel kijk
Wie zal ik dan zien staan
In elk geval een vrouw
Een vrouw halfweg de zeventig
Een eind op streek
Dat bleek wel uit het aantal vrienden
Dat reeds was doodgegaan
Dag Jan, dag Roel, dag Marianne
Ze dacht
Als ik in de spiegel kijk
Wat zal ik dan denken
Had ik nu wel
Of toch juist niet
Zak ik dit of zal ik dat
Heb ik het wel goed gedaan
Zo zaagt zij rustig
Alle poten onder haar stoel vandaan
Dag poot om op te staan
Zij wist niet wat ze wou
Maar ze wist wel wat ze was
Dag dolende dertiger
Halfweg de zeventig
Dag zoeker, dag zeiker
Dag bangerik, dag schijter
Dag treuzelende twijfelaar
Dag vrouw van vijfendertig jaar
Zij wist niet wat ze wou
Maar ze wist wel wat ze was
Zij wist niet wat ze wou
Maar ze wist wel wie ze was