De harten waarin eens de liefde woonde
Zijn versteend, ze zitten vol met haat
De mens, die zich voorheen zo levenslustig toonde
Staat te knoeien met zijn zaad
Al ligt de halve mensheid dood te bloeden
Zij zal nooit in tal verminderen
Alleen een wonder kan het ras behoeden
Vanwaar komen toch de kinderen
De wereld waarop eens het leven tierde
Is verdord, de verse lucht is op
De president, die tot voor kort triomfen vierde
Drukte op zijn oorlogsknop
De president had het wel aan zien komen
Maar hij kon het niet verhinderen
Vaak had hij commerciele vredesdromen
Maar hij droomde nooit van kinderen
De gronden waarop eens de kinderen groeiden
Zijn te moe en de maagdenbron is droog
De goede man, die tot nu de kinderbomen snoeide
Is gevlogen in de hemelboog
De goede man had al zo'n vaag vermoeden
Kinderen blijven altijd hinderen
Die je met je liefde op moet voeden
En wie houdt er dan van kinderen