wanneer den mist doemt over de velden
hoor ik in de verte een macaber geluid
tis de stormklokke die luidt
snel haast ik mij naar min erf
ik zie de rookpluim al
den roden haan kraait al op min hus
ik vervloek den baljuw
den laffen haas
min dochter bezoedeld
min vrouw de kele over
en haar voeten verbrand
als een verken geslacht
dit alles voor wat zilverlingen
wat vorken, een kruisbeeld
waarom? Godverdoemd
ik vervloeke de bokkeriejers
dat ze branden in d'helle
nooit vergeet ik het geluid
van die galmende klokke
nooit vind ik nog rust
waar zijn die rabauwen?
ik dwaal rond zoals het geluid...
van die galmende klokke!