Een tafel met versleten kleed
Een leunstoel, waar de mot van vreet
Een buste van Napoleon
Een kamer in een klein pension
De hospita, in wit satijn
Hangt in een lijst, bij het gordijn
(Een foto van haar eerste stap
Op weg naar 't huidig weduw-schap)
Zo'n klein pension
Waar van die kleine mensen leven
Met weinig zon
Om aan hun dagen kleur te geven
Met kamers vol van eenzaamheid
En waar de wandspreuk: Beidt uw tijd
Hangt, als een goudomkruld vermaan
Met houten bloemetjes ertussen
Goeiemorgen staat er bij de kraan
En welterusten op het kussen
Daar, achter elke kamerdeur
Wordt er een leven tot een sleur
Daar woont een 'beet're' heer of vrouw
Die liever elders wonen zou
De hospita, in fletse zij
Brengt het ontbijt en 't zachte ei
En heel het leven zelve smaakt
Naar kliekjes, die zijn warm gemaakt
Zo'n klein pension
Waar van die kleine mensen leven
Met weinig zon
Om aan hun dagen kleur te geven
En waar je in eenzaamheid
Je dagen slijt met beidt uw tijd
En heel het verveloos bestaan
Zich afspeelt in een wereld tussen
Het goedemorgen bij de kraan
En 't welterusten op het kussen
En af en toe vertrekt er weer
Zo'n smalle juf, zo'n vale heer
Een ander krijgt het zachte ei
Met eens per maand een brief erbij
Tot hij weer gaat, etcetera
Alleen de Alma Hospita
Blijft achter en serveert haar pap
In onpersoonlijk moederschap
En 't groot pension
Waar alle kleine mensen leven
Draait om de zon
En kan ons niet veel beters geven
Want we beoef'nen 't beidt uw tijd
In collectieve eenzaamheid
Met buren, die we niet verstaan
En die we eigenlijk niet lusten
De wereld, waar we komen, gaan
Tussen goemorgen en welterusten