Toen ze wegging bij de dokter, een receptje in haar tas
En zijn zorgelijke stem nog in haar oren
Had de pijn een naam gekregen, wist ze dat het reuma was
En dat alles nooit meer zijn zou als tevoren
In haar flatje aangekomen, is ze op de bank gaan zitten
Lichtgebogen, met haar regenjas nog aan
En zo heeft ze in haar eentje tien minuten zitten huilen
En toen is ze naar de apotheek gegaan
Maanden kon ze moeilijk wennen aan een leven als patient
En een toekomst in het teken van verliezen
Ook de baan waarop ze trots was, want ook daaraan kwam een end
Maar ze had de dingen niet meer voor het kiezen
Zelfs de dagelijkse zaken gaven meer en meer problemen
Elke handeling werd een huzarenstuk
Koffie zetten, veters strikken, telkens liet ze kopjes vallen
En die scherven brachten zelden nog geluk
Maar er waren ook wel dagen dat het beter ging met haar
Dat ze, net als vroeger, wandelingen maakte
Uren door de duinen dwaalde met het zonlicht op haar haar
Zonder dat ze een keer buiten adem raakte
En dan zag ze hoge dennen
Wuiven boven struik en braam
'Pijnbomen', dacht ze
'Wat een wonderlijke naam'
Met de jaren werd ze zieker, kon ze minder dan ze mocht
Mocht ze minder dan de dokter haar zou gunnen
En al slikte ze haar pillen en al knokte ze en vocht
Onafwendbaar kwam die dag van niks meer kunnen
Op een ochtend in augustus kwam een witte ambulance
En ze zag hem en ze wist: "Die komt voor mij"
Dat men eindelijk geslaagd was om een plaatste vrij te maken
In zo'n huis vol zieke mensen zoals zij
Af en toe reed een verpleegster eens een eindje met haar rond
Door de grote tuin met oude dennebomen
En dan piekerde ze over wat haar nog te wachten stond
En dan voelde ze opnieuw de tranen komen
En dan keek ze naar haar handen
Net zo knoestig, even krom
'Pijnbomen', dacht ze
Maar ze wist allang waarom