Het wiegje: Hollands hagelwit
Zo zie ik des te duidelijker
Je koppie, zwarter, zuid'lijker
Dan ik: Olijfbruin huidje, oogjes git
Dat ene tandje dat daar zit
Wordt later vast een prachtgebit
En dat heeft hij mij aangedaan
Want iedere nacht was hij d'r
Mijn Griek, mijn Turk, mijn Italiaan
Mijn eigen gastarbeider
De kamer die ma overhad
Waar water noch verwarming was
Onmisbaar mijn omarming was
Voor hem. Zo lief als hij aan tafel zat
Onduid'lijke gebedjes bad
Gelaten 't vreemde eten at
En ied're ochtend naar 't fabriek
Mijn heim'lijke berijder
Mijn Italiaan, mijn Turk, mijn Griek
Mijn eigen gastarbeider
Dit kind, dat in zijn wiegje leit
Is mooi, hoe is het mogelijk
Met een mammie zo onooglijk
Als ik? Maar hij vond mij als blonde meid
Het toppunt van aantrekkelijkheid
Een winter slechts heb ik gevrijd
Want moeder schold hem uit voor schurk
En vuile klerelijer
Mijn Italiaan, mijn Griek, mijn Turk
Mijn zwijgende bevrijder
Wat was ik grauw in trouwjapon
Het wit stond me afschuwelijk
Maar ma stond op een huwelijk
En hij... hij stond op het Centraal Station
Met de noorder- naar de zuiderzon
Omdat hij hier niet aarden kon
"Wat hij mijn kind heeft aangedaan"
Zei ma, "Eerst komt die bij d'r
En toen is hij ervandoor gegaan
Zo'n smerige verleider"
Ik laat mijn moeder in de waan
Hij was niet de verleider
Want ik ben naar hem toegegaan
En dankzij mij ben jij d'r
Mijn Griekje, Turkje, Italiaan
Mijn mini-gastarbeider