Ik zie het huis weer waar mijn broertje moest gaan wonen
De zware deur waarachter hij verdween
De tuin waarvan ik wist dat daar de zon nooit scheen
Het grasveld emt de scheefgegroeide bomen
Broertje jij hoort neit in dat huis broertje jij hoort thuis bij mij
Broertje jij bent anders dan zij broertje jij hoort bij mij
Ik zie het huis weer waar mijn broertje moest gaan wonen
De stoffige verscholen oprijlaan
Ik hoor opnieuw de bel geschrokken overgaan
De bruine schoenen die de trap af komen
Ik zie het huis weer waar mijn broertje moest gaan wonen
De stille gangen in gebroken wit
De eetzaal waar een groepje gekke kinderen zit
De zuster die hem toen heeft meegenomen
Broertje jij hoort neit in dat huis, broertje jij hoort thuis bij mij
Broertje jij bent anders dan zij, broertje jij hoort bij mij
Broertje jij hoort neit in dat huis, broertje jij hoort thuis bij mij
Broertje jij bent anders dan zij, broertje broertje.
Ik zie het huis weer waar mijn broertje moest gaan wonen
De slaapzaal waar het licht niet huilen zei
De ijzeren spijlen bedjes in een bange rij
Het raam waar langs de regen niet kon stromen