O! Toen ik nog matroos was
En in de takelage van de bark "De Blauwe Vogel" hing
En op mijn brede bruine borst stormwind en zonnestralen ving
Toen 's nachts het dwaallicht danste op mijn oliejas
O! Toen ons schip Wismar als haven koos
Die luie dagen! Hoe wij 't er van namen
En toen we Anke Hansen tegenkwamen
Waren we al aardig laveloos
Ik heb met Anke Hansen geslapen
En de volgende dag zijn we stiekem naar de waarzegster gesneld
Die ons voor twee stuiver op de mouw heeft gespeld
Dat wij in ons leven gouden sterren zouden rapen
Ik wist toen dat ik tien kinderen zou krijgen
En een eigen huisje aan het Skagerrak
En altijd vlees op tafel en steeds genoeg tabak
Die avond sloop ik voor het laatst haar trap af, in diep zwijgen
En 's morgens dreven wij weer buitengaats, door brede fjorden
Ik sloeg de kapitein zo kookte mij het bloed
Vandaag heb ik in Wismar aan de ka een donkerblonde knaap ontmoet
Sven Hansen
Hij wou scheepsjongen worden