De meester vertelde ons laatst in de klas
Hoe lastig de strijd tegen het leven wel was
Hoe moeilijk het viel 't juiste vak uit te kiezen
Ik dacht: Laat ik daar maar geen tijd aan verliezen
Toen hij me vroeg wat ik eens worden zou
Kwam ik recht in mijn bank en verklaarde gauw
refr.:
Als ik groot ben dan wil ik een jodelaar zijn
Want jodelen vind ik zo heerlijk en fijn
En ik jodel dan altijd van 's morgens heel vroeg
Tot 's avonds heel laat daarvan heb ik nooit genoeg
De meester verklaarde dat zulks toch niet kon
Want dat men daarmee toch zijn broodje niet won
Hij vroeg me Hoe zul je je toekomst opbouwen
Ik zei door een schatrijke vrouw dan te trouwen
De meester was kwaad en hij maakte kabaal
Zei Schrijf voor je straf maar eens gauw honderdmaal
refr.
Toch heb ik begrepen ik deed weer een keus
Ik zie 't aan de meester die vroeg Is het heus
Ik wil schoolmeeser worden ging ik toen beweren
Het voordeel daarvan heb ik al kunnen leren
Op tijd wat verlang, vrolijk gaat dat zijn gang
Elk jaar kan ik jodelen wel acht weken lang
refr.