Jan Sebastiaan de Groot
Dat was een hele rahare
Hij maakte daag'lijks mensen dood
Alsof het muizen waren
Niet omdat hij ze zo haatte
Maar die arme Jan de Groot
Had geen mens om mee te praten
Daarom maakte hij ze dood
Jan vermoordde iedereen
Bij volle maan en helder weer
Hij prepareerde 't lijk meteen
En zette 't in de kelder neer
Niet omdat hij mensen haatte
Maar die brave Jan de Groot
Vond dat niets anders meer baatte
Daarom maakte hij ze dood
Elke nacht, van twaalf tot twee
Bekeek hij weer zijn vriendenkring
Hij praatte er gezellig mee
En soms bracht hij een nieuweling
Niet omdat hij iemand haatte
Maar die beste Jan de Groot
Kon 't eenvoudigweg niet laten
Daarom maakte hij ze dood
Zo bewerkte Jan al gauw
Per maand een stuk of zeven
Behalve dan zijn eigen vrouw
Die liet hij rustig leven
Niet omdat hij haar niet haatte
Maar, zo meende Jan de Groot
Anders loopt het in de gaten
Daarom maak ik haar niet dood
Toen Jan twee en tachtig was
Is hij kalm overleden
En toen vond de politie pas
Zeshonderd man beneden
Nu is 't huis leeg en verlaten
Maar je hoort 's nachts Jan de Groot
In de kelder nog steeds praten
Bijna zes jaar na z'n dood