refr.:
Ik heb een hondje, dat heet Keessie
Het is zo'n lief en aardig beessie
En als die wat moet doen
Ga ik met hem naar het plantsoen
En dan blijft ie alsmaar snuffelen
Bij de paartjes die daar knuffelen
Dan schaam ik mij haast dood
Want dan licht ie juist zijn poot
Ik hield ik niet van honden
Maar op een avond, het was al laat
Heb ik Keessie toen gevonden
Bij een vullisbak op straat
Hij keek mij zo treurig aan
Toen ik bij jou stil bleef staan
Nou wat is dat nou, wat kijk je
Heb je dan geen baas meer
refr.
Ik nam hem mee naar boven
En ik zei: dag lieve hond
Maar nauwelijks in de kamer
Deed hij wat op de grond
Zeg hou nou je fatsoen
Zoiets moet je buiten doen
Nou kijk nou eens, wat is dat nou weer
Nee nee, dat gaat niet, naar buiten
refr.
We liepen in het plantsoentje
En wie liep er daar voorbij
Het teefje van de buurvrouw
Dat kefte tegen mij
Ze snuffelde en knuffelde
En ze stoeide oh zo blij
Maar na een aantal weken
Kwamen er nog 5 Keessies bij
refr.