refr.:
O, ollekebolleke rubesolleke, ollekebolleke knol
Zeven dronken tuinkabouters zaten op een draaitol
Ollekebolleke rubesolleke, ollekebolleke knol
Alle vuissies op mekaar, wat hadden ze een lol
refr.
Er zat een ouwe snoeper in de tuin z'n snoep te eten
En had niet goed gezien dat hij een rumboon had vergeten
Een stoute tuinkabouter heeft 'm uit de schaal gepikt
En, samen met de anderen, een gaatje ingeprikt
refr.(2x)
Ze liepen lallend door 't gras, en dachten niet aan morgen
Want zeven dronken tuinkabouters hebben toch geen zorgen
De tuinman riep om zeven uur: "Kijk nou 'es wat ik heb
Een hele baal met ronkende kabouters op m'n schep"
refr.(4x)