refr.:
Haven, haven, veilige haven
Mijn paradijs, eind van de reis
Ik koers gerust naar dat veilige oord
Vrij is de kust en de loods is aan boord
Ik staar aan 't eind van de reis naar de ree
Weemoedig was eens het vertrek
Blij zie'k de loodsboot, die wacht op de zee
De zonneschijn danst op 't dek
refr.
De sloep bracht de loods naar 't thuisvarend schip
Men kent z'n vertrouwde bevel
Hij brengt ons langs bank en langs iedere klip
Met hem, mannen, klaren we't wel
refr.
Soms zag'k in een schip in de schuimende vloed
Het lag op 't strand als een wrak
Die ouwe, hij dacht: zonder loods gaat 't goed
En nam 'm dus niet, voor 't gemak
refr.
Een zeeman gaat eenmaal voor 't laatst op een vaart
Slechts een loods wijst hem dan z'n thuis
Als hij in zijn hart maar zijn naam heeft bewaard
Dan brengt hij hem veilig naar huis
Haven, haven, veilige haven
God's paradijs, eind van m'n reis
Ik koers gerust naar dat veilige oord
Vrij is de kust en m'n loods is aan boord