Wie ik nog een jungske war, zo van een jaar of zes
Ging ik gere van alles aan, en lei ik niks met rust
Zat mich aan het trommelke, en pakte mich een kuikske
Dan zei de mam: du deugeniet, dich zet ik in het huikske
Tralalala, tralalalala
Wie ik alweg groter wor, de schooltied war veurbie
Toen hou ik gere wie jedereen een meike an mien zie
Een knap gezichtje, een aardig kind, met om d'r kop een duikske
Ik sprook dan met zo'n meiken af op 1 of ander huikske
Tralalala, tralalalala
Wie ik later vriee gong, ik was vol goede moed
We namen afschied in de gang, ik weet het nog zo goed
Opeens verscheen de schoonpapa en zag mich met dat vruikske
Wat moet dat met mien dochter daar, daar in dat duuster huikske
Tralalala, tralalalala
Wen ik eens bie petrus kom en klop daar an de deur
Dan zeit er: jong, kom du maar in, du steet er heel goed veur
Du hefst doch niemes kwaad gedaan, d'r steet niks in mien buikske
Dan zeg ik: Petrus, zet mich maar met een engelke in een huikske
Tralalala, tralalalala