Zij was een vikingdochter
En Gudrun was haar naam
Zij roofde met de mannen mee
Haar hardheid bracht haar faam
Maar op een zomeravond
Kwam Harald op haar af
In schoonheid keek zij neer
Haar hardheid was niet meer
Ze wist dat zij haar jawoord gaf
En samen zeilden zij over de grote oceaan
Zij vochten zij aan zij
En koerste op de zon en maan
Maar als het avond werd
Het maantje aan de kim verscheen
Dan fluisterde zij zacht
Onder een sterrenpracht
Oh lieveling, ik laat je nooit alleen
In 960, een lange tijd terug
Werd onze hoofdman Harald
Getroffen in zijn rug
Het was een zware zeeslag
Maar Gudrun, onbeducht
Verdedigde haar man
Zoals alleen zij kan
En joeg de vijand op de vlucht
En samen zwierven zij
Van Rijkjavic naar Labrador
Zij vochten zij aan zij
Hun stemmen door de strijdkreet schor
Gelaten namen zij, wat het piratenleven bracht
Altijd voor strijd gereed
Zij deelden lief en leed
Door hun jawoord van de eerste nacht
Zij baarde hem vier kinderen
En bracht ze allen groot
En hij stond haar ten zijde
In voorspoed en in nood
En toen zij niet meer leefden
Bleef de herinnering
De sage die ontstond
Die ging de wereld rond
Het lied van Gudrun, dat ik zing
En samen zeilden zij over de grote oceaan
Zij vochten zij aan zij
En koerste op de zon en maan
Maar als het avond werd
Het maantje aan de kim verscheen
Dan fluisterde zij zacht
Onder een sterrenpracht
Oh lieveling, ik laat je nooit alleen