Ze zijn zo grijs
nog grijzer dan de straat
en van negen tot vijf
tot alles in staat
Ze dansen en ze springen
in het bos van steen
Ze bijten naar alkaar
van kop tot teen
Konijnen,
het zijn Konijnen
Ze dolen in het rond
weten niet waarheen
Maar komen altijd terug
naar het bos van steen
Waar ze lachen en ze huilen
op hetzelfde moment
waar elk Konijn
zijn eigen vriendjes kent
Konijnen,
het zijn Konijnen
Ze weten wel hoe,
maar niet waarom
ze weten wel hoe,
maar niet waarom
Ze zijn moe
zo levensmoe
ze worden nooit oud
want ze verzuipen in het goud
Ze zijn nooit tevreden
ze zijn nooit kontent
Ze zijn heel hun leven
al teveel verwend
Konijnen,
het zijn Konijnen