Zo 's morgens vroeg, zo vlak na het ontwaken
Dan kijk ik altijd even om me heen
Dan kijk ik altijd even tussen het laken:
Is het wel zo? Jawel, ik lig alleen
Dan denk ik soms aan Henk: Hij was zo keurig
Hij was notaris en liep steeds in het zwart
Maar na verloop van tijd werd-ie humeurig!
Hij wou me niet, hij vond me te apart
En als ik het zo achteraf beschouw
Dan ben ik dankbaar dat-ie me niet wou...
Want 's morgens doe ik altijd ochtendgymnastiek
Geen man die tegen dat gedribbel kan
Ze zeggen: "Jij met je gedoe, je maakt me ziek
En neurie niet, ik word er ibbel van"
Je hebt zo'n man wel lief, maar ondertussen
Hij ligt daar maar te kijken, op je kussen
Ligt hij daar maar te kijken in het grauwe morgenlicht
Met een muf gezicht, met een suf gezicht:
Oh nee, oh nee
Op zo'n manier vind ik het een verdriet
Oh nee, oh nee
Zo nodig is een man nou ook weer niet
Zo 's morgens vroeg, zo bij het wakker worden
Dan denk ik ook aan Broek in Waterland
Daar woonde Bob. Hij was van hoger orde
Want hij las enkel en uitsluitend Kant
Ik las ook veel. Ik las Agatha Christie
Maar hij heeft mij toen ingewijd in Kant
Das Ding an sich en zo, want alles wist-ie
En het was al met al heel interessant
Tot-ie met zijn professor is getrouwd
Ach, achteraf heeft het me niet berouwd
En 's morgens heeft dat Ding an sich geen zin meer
Want dan zitten vele dingen niet zo mee
En 's morgens wil ik Kant niet in mijn ledikant
Dan heb ik zin in hele sterke thee
Je hebt zo'n man wel lief, maar ondertussen
Hij ligt aan Kant te denken op je kussen
Hij ligt aan Kant te denken in het grauwe morgenlicht
Met dat Kant-gezicht, dat ouwekrantgezicht
Oh nee, oh nee
Op zo'n manier vind ik het een verdriet
Oh nee, oh nee
Zo nodig is een man nou ook weer niet
Dan denk ik ook nog even, elke morgen
Aan Leopold. Hij schilderde modern
En wilde altijd burgers worgen
Omdat zij hem verstikten in zijn kern
Hij had een kern... nou ja... die van een schilder
Zo tussen giftig groen en giftig blauw
Maar onze ruzies werden aldoor wilder
En toen was er opeens een andere vrouw
Een met een ziel. En ja, die miste ik
Gelukkig maar, zeg ik op het ogenblik
Want 's morgens ben ik doodgewoon een burgermens
Met een gezicht vol hete vrette creme
En er is niets ter wereld dat ik minder wens
Dan dat ik word geworgd en dan door hem!
Jij hebt zo'n man wel lief, maar ondertussen
Ligt hij daar maar te denken op je kussen
Ligt hij daar maar te denken in het grauwe morgenlicht:
Wat een vet gezicht, wat een bete gezicht
Oh nee, oh nee
Op zo'n manier vind ik het een verdriet
Oh nee, oh nee
Zo nodig is een man nou ook weer niet