Maandagmorgen, weer een brief in de post
Hoe is het met je, alles goed
Ik kwam gisteren nog Katleentje tegen
'k Zag haar rond een uur of negen
Katleentje, Katleentje, die mooie meid
Zelfs God hierboven kan aan haar niets kwijt
Katleentje, Katleentje, oh toppunt van vrouw
Blonde haren en in haar ogen dat vleugje blauw
Ik ken Katleentje al een jaar of tien
In Rome had ik haar voor 't eerst gezien
We raakten samen een beetje op dool
Ik had geen job en zij verdween van school
We bleven heerlijk nog een tijdje samen
Katleentje leek zich echt voor niets te schamen
Niemand liep ze onopgemerkt voorbij
Soms hield ik m'n adem in als iemand zei
Oh Katleentje, Katleentje, jij mooie meid
Zelfs God hierboven kan aan jou niets meer kwijt
Katleentje, Katleentje, oh toppunt van vrouw
Blonde haren en in je ogen dat vleugje blauw
En dan opeens is ze weggebleven
Ze had zich zomaar aan een man gegeven
En geraak ik wel eens in zak en as
Dan wou ik stiekem dat ik Katleentje was
Oh Katleentje, Katleentje, waar ben je meid
Zelfs God hierboven raakt jou wel eens kwijt
Katleentje, Katleentje, oh toppunt van vrouw
Blonde haren en in je ogen dat vleugje blauw