Op de grote stille heide dwaalt de herder eenzaam rond
Wijl de witgewolde kudde trouw bewaakt wordt door de hond
En al dwalend ginds en her, denkt de herder: "Och hoe ver
Hoever is mijn heide, hoe ver is mijn heide, mijn heide"
Op de grote stille heide bloeien bloempjes lief en teer
Pralend in de zonnestralen, als een bloemhof heinde en ver
En, tevreden met karig loon, roept de herder: "O, hoe schoon
Hoe schoon is mijn heide, hoe schoon is mijn heide, mijn heide!"
Op de grote stille heide rust het al bij maneschijn
Als de schaapjes en de bloemen vredig ingesluimerd zijn
En, terugziend op zijn pad, juicht de herder: "Welk een schat
Hoe rijk is mijn heide, hoe rijk is mijn heide, mijn heide!"