Het was op vrijdagmiddag, ik zat in de bus
Want ik ging op visite bij mijn grote zus
De buschauffeur die scheurde lekker door de stad
De eerste fietsers lagen al weer op hun gat
Maar wie zag ik daar rennen op het Zuiderdiep
Ik drukte op het knopje, weet je wat ik riep
refr.:
Baukelien, waar ga je naar toe
Oh, Baukelien, waar ga je naar toe
Je moet niet zo hard rennen want van rennen word je moe
Ik zag haar al vervagen in de achterruit
En riep tegen de buschauffeur "laat mij er uit"
Hij lachte in de spiegel en zei "wat een strop
De halte is pas zeven straten verderop"
Daar rende ik terug maar ach ik kwam te laat
Ik zag haar nog verdwijnen in de Herestraat
refr.
Ik zag haar binnenglippen bij meneer Jamin
Dus zette ik meteen de achtervolging in
Toch maakte ik ook nu weer een vergeefse reis
Ze was al weer verdwenen met een choco-ijs
Op de grote markt kreeg ik haar weer in zicht
Maar Baukelien is snel, denk daarover niet te licht
refr.
Ik trof haar op de roltrappen bij V&D
Maar ik ging net naar boven en zij naar benee
Weer op begane grond, afdeling damesondergoed
Kreeg ik haar weer in 't oog en volge haar toen op de voet
Buiten bij de bushalte had ik tenslotte beet
En riep terwijl de bus over mijn beide voeten reed
Aukelien, waar ga je naar toe
Auw, aukelien, waar ga je naar toe
Je moet niet zo hard rennen want van rennen word je moe
Alle mensen in de bus die lachten zich een deuk
De man achter het stuur die vond het ook ontzettend leuk
Geschrokken van mijn kreet is Baukelien helaas gestikt
Ze heeft het stokje van haar choco-ijsje ingeslikt
Mijn voeten doen nog zeer dus gaat het lopen nog wat traag
En nooit zal ik nog antwoord krijgen op deze vraag
refr.
Nee, je moet niet zo hard rennen want van rennen word je moe
Baukelien