De vrouw des huizes heeft het rijk alleen. Zegt mijn man
Hoeft niet te werken, heeft nooit een probleem. Zegt mijn man
Waarom de vrouw van deze tijd zo klagen kan, da's onbegrijpelijk. Zegt
mijn man
Dat beetje koken is toch geen bezwaar. Zegt mijn man
En ook die afwas speel je makkelijk klaar. Zegt mijn man
Waarom de huisvrouw van vandaag zo zeuren kan is hem een raadsel. Zegt
mijn man
refr.:
En wat mijn man zegt is altijd waar
Ik moet dat weten want wij zijn een paar
Dat beetje wasgoed gaat in de machien. Zegt mijn man
Dat beetje strijken is te overzien. Zegt mijn man
Waarom de vrouw van nu dat niet begrijpen kan, is onverklaarbaar. Zegt
mijn man
refr.
De grote schoonmaak is zo goed voor 't hart. Zegt mijn man
En dat tuinieren is toch zo apart. Zegt mijn man
Dat de moderne vrouw dat niet bevatten kan, dat is een schande. Zegt mijn
man
Hij moet gaan werken, elke dag van huis. Zegt mijn man
Zijn lieve vrouwtje blijft dan lekker thuis. Zegt mijn man
Dat ik de Heer op blote knieen danken kan, voor zo'n goed leven. Zegt mijn
man
Dat ik de Heer op blote knieen danken kan, voor zo'n goed leven. Zegt mijn
man
Dat ik de Heer op blote knieen danken kan, voor zo'n goed leven. Zegt mijn
man