Ik bewonder al die mensen die nooit zwak zijn
Van die vrouwen en die mannen van stavast
Ze hebben nooit, als ik, een keertje buikpijn
En van bibberhanden hebben ze geen last
Wat is het knap als je niet toegeeft aan je stemming
Je houdt de zaken zakelijk en cool
En als ik dan weer es even uit mijn vel spring
Geeft dat een minderwaardigheidsgevoel
Ik ben jaloers op al die politieke praters
Ze zijn zo glad, ze worden nooit bezeerd
En wat sla je dan een oliedomme flaters
Als je zegt dat je ook meent wat je bezeert
En minstens even goed zijn juist die stillen
Zij beheersen zich, geen onvertogen woord
Terwijl ik in de Python zit te gillen
En na afloop de bediende heb vermoord
Wie flink is, heeft geen moeite met bepalen
Welke glimlach hij vandaag eens op zal doen
En als ik weer voor de spiegel sta te balen
Wat ben ik dan toch eigenlijk een oen
Ik bewonder al die mensen die nooit huilen
Want verdriet, dat schijnt voor hen niet te bestaan
Ze hoeven ook bij niemand weg te schuilen
Dat moet ik wel, misschien stel ik me dan aan
Ik word nu voortaan maar wat meer gesloten
Want gevoelens, wat koop je daar nu voor
Ik voel me goed, ik voel me slecht
Ik voel me klo.o.o
En zo zeur ik altijd hele dagen
En toch kan ik van tijd tot tijd niet pitten
Dan lig ik weer te denken in de nacht
Al die mensen die zo in zichzelf vastzitten
Hebben die nou echt wel zoveel kracht
Of zijn ze soms te zwak om zich te geven
Want kwetsbaarheid vraagt ware heldenmoed
Omdat, wanneer we zonder maskeers leven
Die ander ook iets met onszelf doet
Ik heb te doen met al die mensen die zo sterk zijn
Die zich verschansen achter stoer en achter flink
En wie lef heeft, komt vandaag maar es tevoorschijn
Wie lef heeft, komt vandaag maar es tevoorschijn
Want die is in mijn ogen pas een bink