We stonden zacht te praten
Aan 't kantje van de sloot
De avond was zo wonderstil
De bomen leken dood
Hij zei dat hij nu trouwen ging
Met een, hier ver vandaan
We moesten bei verstandig zijn
En van elkander gaan
En zijn stem klonk o zo zacht
In de nacht, in de nacht
Ik kon hem niet veel zeggen
Aan 't kantje van de sloot
De tranen kropen in m'n keel
M'n lippen leken dood
Hij praatte veel van standsverschil
Van drang van vaderszij
En dat er wel een ander kwam
Die beter was dan hij
En ik lachtte o zo zacht
In de nacht, in de nacht
We stonden stil te praten
Aan 't kantje van de sloot
Ik zag het aan z'n ogen wel:
Z'n liefde die was dood
Eens bracht hij met z'n sterke blik
Mij rust en warmt' en licht
Nu dwaalde met een aarzeling
Z'n oog langs m'n gezicht
En z'n stem klonk o zo zacht
In de nacht, in de nacht
Ik kon geen tranen vinden
Aan 't kantje van de sloot
De nacht was bleek en wonderstil
De bomen leken dood
Hij heeft me zacht de hand gestreeld
En zag me ernstig aan
Toen zei hij: "Kom, wees sterk mijn kind"
En zo liet hij me staan
En ik hoorde nog z'n stap
O zo zacht, in de nacht