U kijkt uit de Hemel maar droevig neer;
En denkt dan telkens weer, zo kan 't niet langer meer.
Waarom moet het toch zo, toch zover gaan;
Kan het nu niet anders meer gaan.
De mensen leven er maar op los;
En denken aan geen God of geen gebod... Refr.
O, God hoe kan het toch bestaan;
Dat U het toch zover laat gaan.
Alles wordt U ontnomen;
Zelfs de planten en de bomen.
Maar eenmaal als de wereld zal vergaan;
Dan komen ze voor, Uw aanschijn te staan.
Dan krijgen ze spijt en berouw;
En lopen dan te bidden en te smeken;
O, God vergeef het mij, heb medelij... Refr.
Refr. instr., daarna gezongen.
De laatste 3 regels 2x herhalen.