De een heeft een gebit, waar hij mee zit
Scheve tanden, beugeltje
De ander heeft een tong die niet helemaal wil
Stotteren of lispelen
De derde draagt een bril
De ene heeft dit, de andere dat
Ieder kind heeft wel wat
Ieder kind heeft wel wat
refr.:
Maar je moet er niet mee zitten
Ieder huisje heeft z'n kruisje
Ieder kind heeft zijn gebrek
Denk bij jezelf voor de spiegel
Ach, verrek
Wie me niet neemt zoals ik ben, die is gek
Ik had een kuil, hier in m'n borst
Een kuiltje in m'n ribbekast
Vandaar dat ik niet met vrienden naar het zwembad dorst
Oh, gottegot, wat was dat een last
'k Dacht dat 't lelijk was
Maar later zei een meisje: "Ach, lieve schat
'k Vind die kuil juist zo leuk
't Is veel leuker dan plat"
refr.