De tamme boerenzoon
Op het land waar het leven goed is
Woonde des zomers in haar tweede huisje
Een wilde stadse meid
Allemachtig dat was me d'r eentje
Altijd dwaalden haar blikken naar de tamme boerenzoon
Van de hofstee aan den overkant
Naar dat brok natuur zonder uitlaatgas
Maar hij zag haar niet
Lucht was zij voor hem
In haar wanhoop heeft ze toen een liedje geschreven
Met hele hete woorden
refr.:
En als ze 's avonds een schoon luchtje schepte
En ze zag het flauwe schijnsel van zijn nachtlampje
Achter het slaapkamergordijn
Dan slaakte ze een putdiepe zucht
En met haar hoofd een beetje schuin omhoog
Zong ze haar lied voor hem, voor hem
He boerenknul boere boere boereknul
Boerenknul ik ben kapot van jou
Nim me dan nim me dan nim me dan mee in de groene wei
Maak me maak me maak me een beetje blij
Doe het dan doe het dan lekker boerenstuk
Maar ja, de tamme boerenzoon lag al op een oor
En met het andre oor hoorde hij slecht
Dus zong de wilde stadse meid voor de kat zijn viool
En in haar tweede huisje huilde ze hete tranen
Om de stoere boerenknul met zijn eeltige jatten en zijn ongerepte lijf
refr.
Zeven zomers gingen voorbij
En al die tijd wierp de wilde stadse meid haar blikken
Voor de viool van de kat
Toen op een zwoele zondagmiddag zag zij de tamme boerenzoon
In zijn beste lakense pak
Naderen op het smalle pad tussen de korenvelden
En als een geit op een haverkist dacht ze bij d'r eigen
Nu of nooit
Met haar brede heupen versperde zij de weg
En met haar hoofd een beetje schuin omhoog riep ze tegen hem
Jij bent helemaal mijn type boerenknul
En ik heb een liedje voor je gemaakt
En zij zong recht voor zc12