De stukken kerstboom van verleden jaar
de koude die op de ruiten viel
heb ik met een moe gebaar,
van mij geschud.
Aan de dompelaar die zorgen heeft
heb ik, met een begrijpend hart,
een palisanderhouten tafeltje beloofd
en met karnaval,
in het knoopsgat van zijn jas,
een gele roos.
Voor mijn vrouw, wellicht te goed voor mij,
heb ik met een zoet gebaar
een boerderij en 't kleed van een prinses beloofd!
Op ons huwelijksfeest,
rond haar ranke, broze hals,
een paarlemoer…
De onbezonnen heerlijke kritiek
op mijn persoon, en op mijn chansons,
zaligheid!
heb ik met gerijpt gemoed
heel diep aanvaard,
omdat ik iedereen graag leven laat
maar zelf mijn eigen weg insla.
Ik voel me als een tak
die tussen andere takken groeit,
naar licht en lucht,
en daarbij, een ander twijg nooit raakt.