In Rio de Janeiro kan met feesten,
Een bonte stoet van mensen trekt voorbij.
Ik genoot van al die vrolijke gezichten,
Ellende leek ver weg maar was dichtbij.
Plotseling zag ik een kleine jongen,
Op blote voeten en smeer in zijn gezicht.
Hij keek bang en vragend naar mijn handen,
Stond daar maar, zijn oogjes half dicht.
Tranen, niet weten waar te slapen tot de morgen.
Tranen, zonder dat er iemand op hem wacht.
Tranen, elke dag die strijd te overleven.
Tranen, als enig lichtpunt de dealer in de nacht.
Terug in mijn hotel kon ik niet slapen,
Trok mijn jas aan en ging naar hem op zoek.
Wat straten verder had ik hem gevonden.
Tussen afval in een oud versleten doek.
Tranen, niet weten waar te slapen tot de morgen.
Tranen, zonder dat er iemand op hem wacht.
Tranen, elke dag die strijd te overleven.
Tranen, als enig lichtpunt de dealer in de nacht.
Tranen, dat jij geen kracht meer had te blijven leven.
Tranen, de spuit die was gebruikt lag nog op straat.
Tranen, had niets jou nog wat hoop kunnen geven. Tranen, alle hulp voor jou kwam veel te laat.
Tekst: B.Hoogendoorn
p&c 1999 Bob Hoogendoorn producties