Hij was een echte etter, die iedereen een klootzak vond
Maar zijn aanzien is gestegen, tot zes voet onder de grond
Want nu hij niet meer ettert, maar langzaam zwijgend rot
Ziet iedereen plots achteraf, in hem bijna een god
Hij was een echte drammer, hij wou altijd het laatste woord
Hoe anders is het nu zijn stem, in stilte is gesmoord
Zo vredig, eeuwig slapend, wordt de olifant weer mug
Waarom zouden we nog twisten
Want hij zegt toch niks meer terug
Van de doden niets dan goeds, want doden zeuren niet
We gaven hem geen stuiver, maar hij krijgt alsnog krediet
Want de dood baart mooie woorden, en uiterlijk vertoon
Dat we daar allemaal aan meedoen, dat lijkt al doodgewoon
Dus je bent echt niet zo mislukt, als je nu ter plekke sterft
Geniet maar vast van dat je straks, alsnog waardering erft
De treurnis van de sterfelijkheid, van dood, verderf en pijn
Wordt dan al stukken lichter, want postuum zal je geweldig zijn
Van de doden niets dan goeds, nu adoreert men hem
Men vond hem onuitstaanbaar, nu schalt er braaf een requiem
Want de dood baart mooie woorden, en uiterlijk vertoon
Dat we daar allemaal aan meedoen, dat is doodgewoon
Want de zeis van Hein die maalt er alle scherpe kantjes af
Opgeruimd staat netjes en we zwijgen als het graf, als het graf