Ze gaven me eten
En ze gaven me kleren
Een bed om te slapen
En ze namen mijn vrijheid in ruil
Opdat ik zal weten
En voor altijd zal leren
Dat geen mens is geschapen
Om te leven in armoe en vuil
De vier muren zijn wit
En de vloer en 't plafond
Zijn zo smetteloos als het maar kan
En m'n enigst bezit
Is een klein stukkie zon
Want daar heb ik een aandeeltje van
Alle jaren zijn hetzelfde
Zonder armoe, zonder vuil
Maar na tien jaar komt het elfde
En dan willen ze weer dat ik ruil
Ze komen me halen
En ik krijg weer mijn plunje
En ze zeggen dat ik vrij ben
En dan gaan ze me voor naar de poort
Ze dulden geen dralen
En ze zeggen: nu kun je
Uit jezelf laten blijken
Dat je leven kunt zoals het hoort
En de veilige poort
Valt dan achter me dicht
Het is guur en het motregent zacht
En de stad haast zich voort
Naar een doel, naar een plicht
En een draaiorgel speelt op de gracht
Nieuwe liefdes, nieuw verlangen
Klanken die ik niet vertrouw
En opeens ben ik weer gevangen
Want op de hoek van een straat zie ik jou
Je gaf me geen eten
En je gaf me geen kleren
Geen bed om te slapen
En toch gaf ik mijn vrijheid in ruil
Ik heb tien jaar gezeten
Om voor altijd te leren
Dat geen mens is geschapen
Om te leven in armoe en vuil
En nu zie ik je weer
En je bent even groot
Even knap als ik dacht in mijn cel
En toch wil ik niet meer
Want m'n liefde is dood
En ik wil niet meer terug naar die hel
Liever ren ik door de straten
Terug naar hier en luid de bel
'k Smeek ze mij weer door te laten
Naar m'n hoek in mijn veilige cel
Hier kan ik weer dromen
Want hier kun je niet komen
En zolang ik hier schuil
Geef ik graag mijn vrijheid in ruil