refr.:
Geertru, Geertru
Hoe heb ik het nu met u
Geertrou, Geertrou
Hoe heb ik het nou met jou
Geertru dat was een meisje
Uit het west van Suddelier
Zij werkte hele dagen
Op een kledingatelier
Zij werkte altijd ijverig
Van 's morgens tot laat
Maar op een dag toen zei ze
Ik geloof maar dat ik gaat
refr.
Zij ging toen naar een heer toe
Een heer met een knap pak
Die zei: jij hoeft niet meer te lopen
Altijd maar platzak
Hij zei: ik ben van de TV
Ik ben een regisseur
Ik maak van jou programma's
In zwart/wit en in kleur
refr.
Geertru zei: nou ik doet het
Toen bood hij wijntjes aan
Maar plotseling wou hij eensklaps
Geertrui daar zoenen gaan
En nu komt dan de moraal
Van deze ballade
Luister nooit naar de heren
Van radio en TV
refr.