I
Ik weet niet of een dichter zoiets kan
Maar ook al is het nog zo'n dwaas idee
Ik ga beginnen aan een streekroman
Het componeren valt misschien wel mee
Wat heb ik nodig? Landerijen, wind
Een boerderij met stallen en wat vee
Een norse boer, Marie (zijn enig kind)
Een jonge stalknecht met een goed figuur...
Aha, ik weet al hoe mijn boek begint!
Boer Teunis zit te dromen bij het vuur
Zijn dochter wordt genomen in de schuur
II
Boer Teunis zit te dromen bij het vuur
Een goed begin! En dan een fel contrast
Zijn dochter wordt genomen in de schuur
Natuurlijk raakt ze zwanger, dat staat vast
Maar wie heeft het gedaan? De jonge knecht?
Nee, buurman Stronk zijn zoon! Gymnasiast!!
Die werpt zich in de plomp als men hem zegt
Dat zij het leven schonk aan een mongool
En ook boer Stronk wordt spoedig opgedregd
Marie trekt naar de stad en wordt frivool
De achterlijke Wobbe groeit als kool!
III
Marie trekt naar de stad en wordt frivool
Boer Teunis stopt de kousen, zorgt voor pap
De achterlijke Wobbe groeit als kool!
Hij maakt een paard nerveus en krijgt een trap
Zijn toekomst oogde toch al niet zo best
En nu ontgaat hem ook het vaderschap
Boer Teunis sterft. Het vee krijgt runderpest
En Wobbe kan het niet meer aan. Maar dan...
Marie (nog mooi) terug in 't oude nest!
Een nieuwe ramp! De vlam slaat in de pan
Wat is hij flink, de jonge brandweerman
IV
Een nieuwe ramp! De vlam slaat in de pan
En in Marie (De liefde doet haar werk)!
Wat is hij flink, de jonge brandweerman!
Het is niet waar! Of toch? Ja, het is Tjerk
De jonge boer uit het begin
Nu ouderling der vrijgemaakte kerk!
Tjerk redt Marie, dus trekt zij bij hem in
En mijn roman krijgt snel een passend slot
De jonge Teunis geeft hun leven zin
Zij knielen neer en danken samen God
Voor alle vreemde streken van het lot