refr.:
Eenzaam ligt onder een brug van Parijs
In de nacht een clochard
Krom is zijn rug en zijn kleren zijn stuk
Vuil en grijs is zijn haar
Onder een deken van krantenpapier
Ligt hij daar koud als ijs
Niemand kijkt naar die oude clochard
Onder een brug van Parijs
Hij was een rijk man en gaf dikwijls feesten
Leefde maar steeds in de gunst van het lot
Had vele vrienden en werd door de meesten
Hevig bewonderd, ja hij was een god
Maar toen de rijkdom een einde ging nemen
En hij zich wende tot hen in zijn nood
Was er geen aandacht voor al zijn problemen
Hem restte toen alleen maar de goot
refr.
Hij ging proberen met gokken en wedden
Iets te versieren, toen kwam aan het licht
Dat ook zijn vrouw de d'r boel niet kon redden
En viel de celdeur gauw achter hem dicht
Toen hij na maanden weer vrij werd gelaten
Was er geen mens die nog iets voor hem deed
Ja zelfs door vrouw en door kinderen verlaten
Werd hij een man die genadebrood eet
refr.
Onder een brug van Parijs