Een leeuw is eigenlijk iemand
Die bang is voor niemand
Z'n ogen en z'n neus
Zijn groter dan die van een reus
En z'n muil
Is een ware moordkuil
Met z'n klauw
Is een leeuw geweldig gauw
Met z'n staart
Gooit hij een schutter van z'n paard
En met z'n tanden
Durft hij de hele schutterij wel aan te randen
Afijn, hij is altijd het verscheurendste beest
Onder de dieren geweest
Onlangs heeft hij immers in Londen
Nog een juffrouw verslonden
Doch, nu ik mij bezin
Was hij het niet: het was de leeuwin
Een leeuw wordt viervoetig geboren:
Twee van achteren en twee van voren
Of, volgens anderen, twee aan z'n rechterhand
En de twee andere aan deze kant
De leeuw z'n gemalin
Is mevrouw de leeuwin
En de jongelui, zolang ze zich met de borst behelpen
Noemt men gewoonlijk welpen
Gouden leeuwen en leeuwen van hout
Mitsgaders de Hollandse, worden heel oud
Men ziet ze nog wel op uithangborden en schilden, doch zeldzaam in 't woud
Komt ooit een ware leeuw rechtstreeks op u aan
Dan is 't beste om maar regelrecht uit de weg te gaan
Doch niet als hij opgezet of dood is
Daar er is dat geval volstrekt geen nood is
Ja, een leeuw is eigenlijk iemand
Die bang is voor niemand
(JOOST BELINFANTE/DE SCHOOLMEESTER)
1998 CPNB