In Hellevoetsluis daar staat een huis
Hoera, die ijzeren man
Daar zijn de dames van Baggermans thuis
Hoera, die ijzeren man
En in dat huis daar staat een stok
Hoera, die ijzeren man
Daar krijgen de dames mee op hun kop
Hoera, die ijzeren man
Een juffrouw die naar de kerk wou gaan
Hoera, die ijzeren man
Die liet haar hoofd met goud beslaan
Hoera, die ijzeren man
Aan ieder haar had zij een bel
Hoera, die ijzeren man
Het was gelijk een klokkenspel
Hoera, die ijzeren man
En toen zij zo de kerk in ging
Hoera, die ijzeren man
Toen gingen die bellen van ting, ting ting
Hoera, die ijzeren man
De dominee die op de preekstoel zat
Hoera, die ijzeren man
Die dacht bij zichzelf: 'Wat een wijf is dat!"
Hoera, die ijzeren man
De koster die dat werk bezag
Hoera, die ijzeren man
Die was van streek de ganse dag
Hoera, die ijzeren man
De dienstmaagd die dat werk bekeek
Hoera, die ijzeren man
Die was jaloers de hele week
En die dat lied al heeft gedicht
Hoera, die ijzeren man
Heeft er zijn rok bij opgelicht
Hoera, die ijzeren man