't Is een vreemde ziekte die ze hebben
Zo tegen Pasen, zo tegen Pasen
Ze zien alleen maar stof en spinnewebben
Zo tegen Pasen, zo tegen Pasen
't Ruikt naar terpentijn, amoniak en schone plinten
Een ramp voor alle mannen, van alle gezindten
refr.:
Ze zijn weer aan 't vegen
Tot 's avonds half negen
Ze schrobben en ze boenen en ze poetsen en ze soppen
Ze zuigen en ze willen aldoor matjes kloppen
Ze zijn weer aan 't vegen
Wij kunnen daar niet tegen
Wij zitten in 't stof
O, wat een sof, wat een sof, wat een sof
Wij, mannen, kunnen nergens rustig zitten
Zo tegen Pasen, zo tegen Pasen
Dan zijn ze weer de muren aan 't witten
Zo tegen Pasen, zo tegen Pasen
't Is niet om te lachen, 't is alleen maar om te huilen
Wat heerlijk moet 't zijn om 'ns fijn te vervuilen
refr.