Vrouwen, vrouwen, praat me niet van vrouwen
Zo snoezig en zo poezig, maar beslist niet te vertrouwen
Daar komt er een met ogen als juwelen
Je zou voor haar onmiddellijk de zon gaan stelen
Maar als je dan terugkomt, met die grote, zware zon
Dan zit ze ondertussen met een ander op 't balkon
Daar sta je dan, daar ga je dan
Je kan je zon wel houwen
Vrouwen, praat me niet van vrouwen
't Is zo vreselijk wanneer je gaat beseffen
Dat net de helft van onze mensheid vrouwelijk is
De helft is dus al zo corrupt, bedenk es effe
Nou daar vandaan is 't ook allemaal zo mis
Er zou een bordje moeten zijn: 'Alleen voor heren'
In iedere stad, in ieder land, aan elke kust
Dan was 't uit met al dat misselijk intrigeren
Dan was er rust, dan was er eindelijk eens rust
Maar nou, zolang er nog een vrouw op aard' bestaat
Zolang zing ik nog met een hart vol bitter haat
Vrouwen, vrouwen, zwijg me over vrouwen
Zo liefjes en naiefjes, oh jee, niet te vertrouwen
Daar komt er een, zo blank en onbeschreven
Je wil haar wel desnoods de hele wereld geven
Dan leg je met een groots gebaar de wereld aan haar voet
Maar zij vraagt, met een bitse stem: wat of er nou weer moet
Daar sta je dan, daar ga je dan
Je kunt je wereld houwen
Vrouwen, zwijg me over vrouwen
Ik ga mijn verdere leven op een bergtop zitten
Totdat ik doodga, blijf ik moederziel alleen
Dan ben ik kluizenaar, ik heb een baard met klitten
En zeven beren, mannetjes beren, om mij heen
Ik zit heel somber in de maneschijn te dromen
Ik leef van sprinkhanen en bramen in 't bos
En als er ooit een vrouw de berg op durft te komen
Dan laat ik al die wilde beren op haar los
Het woordje liefde is, haha, een parodie
Totdat ik tachtig ben zing ik die melodie
Vrouwen, vrouwen, praat me niet van vrouwen
Zo aardig en ook vaardig, maar perse niet te vertrouwen
Ze kunnen je vertroetelen en aaien
Om 't volgende moment je weer een loer te draaien
Je wordt 't ene ogenblik gekoesterd en verpleegd
En 't volgende moment word je de kamer uitgeveegd
Daar ga je dan, daar sta je dan
Je kunt je mond wel houwen