refr.:
Overal, overal, met je strippenkaart, met je strippenkaart
Overal, overal, met je strippenkaart kom je overal
Met de metro, met de tram of met de bus
Naar je tante, naar je oom of naar je zus
Overal, overal, met je strippenkaart kom je overal
Wil je graag een keertje naar de grote stad
Maar ga je liever niet achter het stuur
Ben je al die files op de autobanen zat
Neem dan maar de bus, die is niet duur
Ben je jong of ben je wat bejaard
Reis dan maar gezellig met je strippenkaart
refr.
Ga gerust een keertje naar je oma toe
Misschien komt ze dan ook een keer naar jou
Wil je lekker rustig reizen, maar je weet niet hoe
Maar je wilt toch ook niet door de kou
Ben je jong of ben je wat bejaard
Reis dan maar gezellig met je strippenkaart
refr.