en de nacht was kort, de nacht was heet
en mijn handpalm glimt nog van haar zweet
ik wandel door de vroege straat
mijn stappen klinken desolaat
en hol tegen de gevels aan
en achter mij verbleekt de maandag
een merel ligt dood in de goot
en ik bedenk hoe ik van haar genoot
ik glimlach en het ochtendlicht
valt grauw en traag op mijn gezicht
een winkelraam weerspiegelt wrang
de ziekelijke zonsopgang
de wereld brandt en ik loop hier
als een goedkoop avonturier
misschien sliep ze toch zacht weer in
nadat ze mijn met tegenzin
uit haar lenden op liet staan
en van haar lippen weg liet gaan
maar elke stap die ik nu zet
brengt mij verder van haar bed
een auto van een naamloos merk
brengt haastig iemand naar z'n werk
op een straathoek zit een bedelaar
zijn dagtaak wacht, hij maakt zich klaar
ik denk nog even aan haar stem
haar buik die ik zo graag omklem
de wereld brandt en ik loop hier
als een goedkoop avonturier
haar nagels in mijn schouderblad
dan dompel ik mij in de stad
ik hoor een radio die speelt
en mij het ochtendnieuws meedeelt
noord en zuid vinden elkaar
in een oorlog om de evenaar
de wereld brandt en ik loop hier
als een goedkoop avonturier
ik wandel en vergeet de nacht
voor een ander huis dat op me wacht
ik kijk reeds uit naar het ontbijt
en neem de tram die langs me rijdt
de ochtend hangt vol euforie
in de verte bloeit de industrie
(c) tekst: Elvis Peeters / muziek: Geert Corbeels