Er was eens een kalme dame
Die ging met een kalme heer
Uit vissen in een kalm bootje
Op 't kalme meer
O, o, wat een kallem meer
O, o, wat een kallem meer
Ze vingen er drie kalme vissen: Een! Drie! Drie?
En gingen er mee naar huis
Daar hadden ze kalme kippen
En ook een kalme muis
O, o, wat een kalme muis
O, o, wat een kalme muis
Ze zaten kalm te lezen
Bij 't hekje op het grind
En kregen na een poosje
Een, o, zo kalm kind
O, o, wat een kallem kind
O, o, wat een kallem kind
En als dan het kind ging slapen
Zei het kalm: "Dag pa, dag ma"
En veertien kalme engeltjes
Volgen het dan kallem na
Alleluja, alleluja