refr.:
Hij was een soldaat van 't Leger des Heils
Slechts een van dat grote legioen
Hij keek niet naar rang, niet naar afkomst of stand
Om iets voor een ander te doen
Hij bracht, waar hij kon, iets van warmte en zon
Bij velen, het leven zo moe
Hij was een soldaat van 't Leger des Heils
Zijn naam, ach wat doet 't er toe
Hij was elke zaterdagavond paraat
En liep met de Strijdkreet te venten op straat
Maar eens op een dag was hij niet meer present
En niemand die ooit eens z'n naam heeft gekend
refr.
Z'n makkers, die doen nu z'n werk, net als hij
Toe, loopt u hen niet met een spotlach voorbij
Wie weet, als u eenmaal 't oudzijn beleefd
Of u dan misschien niet hun troost nodig heeft
refr.