De wijzers van de klok
Staan negentig graden
Ik zit op een plein
Voor me uit te staren
Ik zie een dode dichter
Een standbeeld van staal
Hij staat in de schaduw
Van de kathedraal
Ik zit op een bank
En ik praat met een blinde
Om voor dat wat ik zie
Een antwoord te vinden
Een man van veertig jaar
Komt ergens vandaan
Loopt over het plein
En ziet zijn dochter staan
Zij is nu zestien dus hij
Zwijgt en verdwijnt
Want zij doet haar best
Om een ander te zijn
En ik zit op een bank
En ik praat met een blinde
Om voor dat wat ik zie
Een antwoord te vinden
Ik zie een vrouw met hoge hakken
En een bontjas van vos
Ze heeft alles van een roofdier
Maar ze laat het beest niet los
Ik zie twee geliefden
Als een lichtpunt op het plein
In elkaar verstrengeld
Ik zou een ander willen zijn