Een man wil ze die lief is
Die luistert als het niet gaat
Die als ze depressief is
Om haar een arm slaat
Tegen wie ze alles zeggen kan
Die alles voor haar wil laten
Die meer is als een minnaar
Met wie ze steeds kan praten
’s Nachts ligt ze in ons bed
te wachten tot ik thuiskom
in haar slaap draait ze zich
als ik in bed lig naar mij om
de vader van haar kinderen
die het leuk doet op toneel
maar de laatste tijd doe
ik haar niet meer zoveel
ik wrijf onwennig met mijn hand over haar rug
ze wil mij van vroeger
mij van vroeger weer terug
steeds vaker niets te missen
steeds minder nog verrast
steeds langer de stiltes
steeds eerder op de kast
ze zegt je begrijpt het niet
en ik meen van wel
zing er toch over in een lied