Als kind droomde zij altijd al van treinen.
Zij wilde nooit een pop,
Of ander meisjes gedoe.
Ze telde de wagons in plaats van schaapjes.
In haar dromen reisde zij dan overal naar toe.
Zo zat zij samen met haar rode fietsje,
Dagenlang alleen bij het verlaten spoor.
Vaak kon je haar daar zachtjes horen zingen.
Zacht zingend reisde zij de hele wereld door.
In het mandje achterop de fiets
had zij wat schone kleren meegenomen
Ze tuurde in de verte
wachtte rustig op die allerlaatste trein
Waarvan zij heel haar leven lang geloofde
dat haar vader er mee thuis zou komen
En dan speciaal alleen voor haar
Om nog één keer bij haar te kunnen zijn
Het dorp werd groter zij bleef klein en wachtte
Steeds nog geduldig elke dag bij het verlaten station
En zo was niemand haar daar vreemd
Dat stille meisje
Die zelfs na twintig jaar
haar eigen naam niet zeggen kon
één couplet solo…………..
In het mandje achterop de fiets
had zij wat schone kleren meegenomen
Ze tuurde in de verte
wachtte rustig op die allerlaatste trein
Waarvan zij heel haar leven lang geloofde
dat haar vader er mee thuis zou komen
En dan speciaal alleen voor haar
Om nog één keer bij haar te kunnen zijn
Zo heeft zij ooit een muntje
Gaaf en ongeschonden
voorzichtig op de lange rails gelegd
En het de volgende dag platgereden
Terug gevonden
En hoe dat is gebeurd dat heeft ze nooit gezegd
Als kind droomde zij altijd al van treinen.
Zij wilde nooit een pop,
Of ander meisjes gedoe.
Ze telde de wagons in plaats van schaapjes.
In haar dromen reisde zij dan overal
In haar dromen reisde zij dan naar haar vader toe.