Als vagebond ben ik geboren.
Mijn ouders heb ik nooit gekend.
Ik heb niets gehad of niks verloren,
ik lijd honger en dorst, dat ben ik gewend.
Zo zwerf ik straten op en neder,
zo zwerf ik rond gelijk nen hond,
zo dwaal ik dan tot in Hoogstraten;
het ‘rendez-vous’ der vagebonds.
Ik heb geen kastelen en geen miljoenen,
wat geeft mij dat ik ben niet jaloers.
‘k Neem de trottoirs al voor mijn stoelen,
een winkelraam voor mijn tableau.
Pik een konijntje of soms een kieken,
voor mij is alles even goed,
dan krijg ik gendarmes tot domestieken,
de dievenkoets wordt mijn voituur.
Al wat ik dwaal langs ’s Heren wegen,
lacht de natuur mij vrij en blij.
De honden bassen mij wel tegen
doch zij bijten niet en ik ga voorbij.
Het ‘chikke volk’ heeft mij niet geerne,
ze zien mij wellicht nog niet staan.
Maar ik veeg mijn gat aan heel de wereld
want daar is niks of het moet vergaan.
Voor wie zou ik toch moeten werken?
Ik heb geen kinderen en geen vrouw.
En voor mijn eigen te versterken
vind ik genoeg op straat voor mij.
En komt mijn ziel mij te verlaten,
blijft mij gelijk waar hij henen gaat.
Is ’t naar de hemel of naar Hoogstraten,
blijft mij gelijk. Ik sterf toch op straat.
Tekst en muziek: Traditional
Arr.: Richard Van Der Stay