En de Jan kwam thuis, en de Jan kwam thuis,
en de Jan kwam zat naar huis.
Wat vond hij op zijn kamerke?
Ne vreemde hoed in huis.
Wie zijnen hoed is dit,
wie zijnen hoed is dat,
wie zijnen hoed mag dat toch zijn?
Maar Jantje, da’s ne waterpot
dat moeder kocht voor mij.
‘k Hem de wereld rond gerezen,
al wel een jaar of tien.
Maar ne waterpot met voeiering
heb ik nog niet gezien.
En de Jan kwam thuis, en de Jan kwam thuis,
en de Jan kwam zat naar huis.
Wat vond hij op zijn kamerke?
Een vreemde vest in huis.
Wie z’n vest is dit,
wie z’n vest is dat,
wie z’n vest mag dat toch zijn?
Maar Jantje, da’s een schotelvod
dat moeder kocht voor mij.
‘k Hem de wereld rond gerezen,
al wel een jaar of tien.
Maar een schotelvod met mouwen aan
heb ik nog niet gezien.
En de Jan kwam thuis, en de Jan kwam thuis,
en de Jan kwam zat naar huis.
Wat vond hij op zijn kamerke?
Een vreemde broek in huis.
Wie z’n broek is dit,
wie z’n broek is dat,
wie z’n broek mag dat toch zijn?
Maar Jantje, da’s ne kolenzak
dat moeder kocht voor mij.
‘k Hem de wereld rond gerezen,
al wel een jaar of tien.
Maar ne kolenzak met pijpen aan
heb ik nog niet gezien.
En de Jan kwam thuis, en de Jan kwam thuis,
en de Jan kwam zat naar huis.
Wat vond hij op zijn kamerke?
Ne vreemde schoen in huis.
Wie zijne schoen is dit,
wie zijne schoen is dat,
wie zijne schoen mag dat toch zijn?
Maar Jantje, da’s nen boterpot
dat moeder kocht voor mij.
‘k Hem de wereld rond gerezen,
al wel een jaar of tien.
Maar nen boterpot met nestels aan
heb ik nog niet gezien.
En de Jan kwam thuis, en de Jan kwam thuis,
en de Jan kwam zat naar huis.
Wat vond hij op zijn kamerke?
een vals gebit in huis.
Wiens gebid is dit,
Wiens gebid is dat,
Wiens gebid mag dat toch zijn?
Maar Jantje, da’s een muizenval
dat moeder kocht voor mij.
‘k Hem de wereld rond gerezen,
al wel een jaar of tien.
Maar een muizenval met tanden aan
heb ik nog niet gezien.
En de Jan kwam thuis, en de Jan kwam thuis,
en de Jan kwam zat naar huis.
Wat vond hij op zijn kamerke?
ne vreemde vent in huis.
Wie zijne vent is dit,
Wie zijne vent is dat,
Wie zijne vent mag dat toch zijn?
Maar Jantje, da’s een kinneke
dat moeder kocht voor mij.
‘k Hem de wereld rond gerezen,
al wel een jaar of tien.
Maar een kinneke met zo’n moustache
heb ik nog niet gezien.
Tekst en muziek: Traditional
Arr.: Richard Van Der Stay