Aan de oevers van de Nijl in Oud-Egypte
Daar waar de krokodillen met zovelen zijn
Leefde een farao die op zijn rijkdom flipte
Hij dacht er enkel aan de uiterlijke schijn
Maar op een dag werkte hij aan zijn manuscripten
Toen een der slaven in zijn kamer binnenkwam
Met het bericht dat er een dame binnenwipte
Die hem terstond deed denken aan een oude vlam
Het was Francine
Ze werd de schat van de farao
En van origine werd ze de farao zijn schat
Ze was een van de Bedoeienen
Ze werd de schat van de farao
De aanblik van haar uiterlijk deed hem verstijven
Dit was de vrouw waarop hij zolang had gewacht
Zijn interesse om meer geld binnen te rijven
Werd zonder dralen tot het nulpunt teruggebracht
Zijn hele leven zou hij aan haar liefde wijden
En zijn bezittingen verdwenen een na een
En sindsdien leefden ze gelukkig en bescheiden
En samen gingen ze van deze wereld heen
Ze heette Francine
Ze was de schat van de farao
En van origine was ze de farao zijn schat
Zij was een van de Bedoeienen
Zij was de schat van de farao
In tweeentachtig zocht een groep archeologen
Naar de restanten der Egyptische cultuur
Zij konden allen op beroepservaring bogen
Ze onderzochten elk voorwerp heel secuur
Maar bij het delven naar die waardevolle zaken
Zo'n desillusie hadden zij nog nooit gehad
Al wat ze vonden was een uitgerafeld laken
Waarin eens de mummie van Francine zat
refr.:
In deze ruine vond men de schat van de farao
Het was Francine, zij was de farao zijn schat
Het was nochtans niet de voorziene
Schat van de farao
Want aan 't einde van 't verhaal
Was er zelfs geen gouden kraal
En ook geen stenen van opaal
Laat staan een koninklijke zaal
Of maar een beetje pracht en praal
Zoals een goudvergulde schaal
Wat er nog restte van de farao zijn schat
refr.