"'t Is gek he?"
"Huh?"
"Ik zei: 't is gek, maar op dit soort avonden denk ik toch altijd aan de
mensen die het rottig hebben, weet je dat
Dan denk ik toch altijd weer aan bejaarden en kamerbewoners, gescheiden
mannen die niet meer kunnen lopen. En eenzamen."
"He?"
"Wat zeg je Fred, eenzamen?"
"Eenzamen, ja."
"Hou toch op, jij bent toch niet eenzaam? Wat is dat nou?"
"Nee, ik heb het ook niet over mezelf, wij zijn met z'n vijven. Ik ben
niet eenzaam, maar mensen..."
"O, in 't algemeen?"
"In 't algemeen."
"Ja."
"Mensen zijn alleen."
"Nee, nee, nee, nee, mensen zijn nooit alleen. Kijk, een mens heeft twee
longen in zijn lichaam die samen ademen en een mens heeft gemiddeld twee
handen aan z'n lichaam. Hij kan zichzelf een hand geven. Kortom
medisch-fysisch gezien is het volstrekt onmogelijk dat een mens alleen is.
Kijk, mensen hier in de zaal..."
"Nee, zijn niet alleen. Nee, dat is onzin."
"Eenzaam kan je je voelen, maar daar moet je wat aan doen als je je
eenzaam voelt."
"Kijk, als die jongen zich eenzaam voelt, dan legt-ie toch gewoon even
zijn handen over de borsten van dat meisje wat voor hem zit. Ja, je kan
een klap met een tasje krijgen, maar het is toch een vorm van contact,
moet je zuinig op zijn."
"Ik weet best dat deze mensen niet eenzaam zijn van acht uur tot tien uur.
Maar dan moet je eens opletten als ze straks om kwart over tien buiten
staan. Wat dan? Wat dan?"
"Ach ja..."
"Eenzaamheid is potentieel bij mensen aanwezig. En daar moet je wat aan
doen."
"Nou, ik zeg altijd maar zo: eenzaamheid, gemeenzaamheid,
Herman-van-Veenzaamheid."
"De kerstsfeer ligt toch niet op je bord, Willem! Eenzaamheid en
meditatie..."
"...geeft de ware kerstgratificatie!"
"Ach, ach, maar dat bedoel ik toch ook. Eenzaamheid, gemeenzaamheid,
Jan-van-Veenzaamheid."
"Jij hebt ze in soorten, geloof ik, he?"
"Goed, Fred, jij met je verhalen over de eenzaamheid, jij zou eigenlijk
eens vier dagen naar het eenzaamheidskamp Only the lonely in Hooghalen
moeten gaan"
"Welkom, welkom, welkom, beste mensen in het eenzaamheidskamp Only the
lonely. We gaan hier een viertal prachtige dagen tegemoet onder het motto:
U bent hier niet gekomen om uit uw neus te vreten, nee, u bent hier gekomen
om uit mekaars neuzen te vreten. Waar gaan we het over hebben? We gaan er
tegenaan, beste mensen, we hebben een schitterend programma voor u
bedacht. U heeft betaald voor dit schitterende weekend de somma van
zevenhonderd drieenvijftig gulden, dus u kunt het een en ander verwachten.
Wij krijgen eerst een film over de eenzaamheid in de natuur, daarna krijgt
u kietellessen, dan vrij kleien op levende modellen..."
"En hou nou je kop maar eens een ogenblik dicht! Want nou wil ik wat
zeggen! Twaalf jaar lang kennen we elkaar nu, twaalf jaar lang rijden we
vrijwel dagelijks kriskras door Nederland, in mijn auto. Twaalf jaar lang
bied ik mijn excuses voor jullie aan, te pas en te onpas. Als er
financiele problemen zijn worden die door mij opgelost, omdat ik toevallig
wat spaarzamer ben dan jullie. In de tijd dat jullie huwelijk op z'n reet
lag, heb ik minstens twee keer per week mijn nachtrust opgeofferd om het
gezeik van jullie aan te horen. Nog geen bloemetje! Avonden, Jacques,
avonden heb ik met je moeder zitten ouwehoeren, om haar ervan te
overtuigen dat het allemaal jouw schuld niet was, weet je nog wel Jacques,
terwijl je zelf beter wist Maar Fred heeft nooit problemen, Fred gaat
lachend door het leven, de lolbroek van 't groepje! Als er een keer een
zinnig nummer op tafel ligt bij Don Quishocking, dan gaat dat Fred z'n
neus voorbij en waarom? Fred moet zorgen voor de domme lach, de franje
van het programma. En als jullie een kerstdiner hadden, dan werd iedereen
bij jullie altijd uitgenodigd, iedereen! Ja, precies... Fred werd niet
uitgenodigd, hoor! Bij jou niet, bij jou niet, bij jou niet en bij jou ook
een klein beetje niet, Gevers!"
"Wat moet jij bij mij op een kerstdiner? Je hoort toch thuis met kerst? Je
hebt toch een gezin, je bent toch getrouwd, Fred?"
"Ja... alsof m'n huwelijk m'n eenzaamheid heeft opgelost. Nou, mooi niet
hoor. En ook niet toen die twee kinderen kwamen. Alleen nog maar erger
geworden. 'k Dacht dat jullie dat wel wisten. Maar ik wil d'r over praten
hoor, ik ga zo niet verder, ik verdom het."
"Nu?"
"Ja, Anke, nu..."
"Jacques, je bent veel te geemotioneerd, wat wil je nou?"
"Dan donderen ze maar op hoor, het spijt me geweldig. Ik verdom het, ik
doe het niet hoor. Ik ga zo... ik ga zo niet verder."